Skip to main content

Eigen plekje

  • Titel: Eigen plekje
  • Main Afbeelding: een meervleermuis met nummer die naar een speciaal plekje vliegt met datzelfde nummer
  • Inleiding:
    Altijd het zelfde plekje
     
    Meervleermuizen zijn erg honkvast. In de zomermaanden komen ze graag terug naar dezelfde plek, zeker wanneer dit hun kraamverblijf is. In de winter komen ze elk jaar weer graag terug bij hun vaste winterverblijf. Aan de hand van geringde meervleermuizen kunnen we dit gedrag goed bestuderen. Zo weten we dat individuën binnen een winterverblijf zelfs ongeveer op dezelfde plek zitten, zoals een kier of nis. Wat dat aangaat is een #meervleermuis net een bioscoopganger met een vast plekje in de zaal.
     
     
    Afbeelding: Louise Prévot

Fossielen

  • Titel: fossielen
  • Main Afbeelding:
  • Inleiding:

    De eerste bekende vleermuisfossiel is 60 miljoen jaar oud! 
    Het eerste dier dat op een hedendaagse #meervleermuis lijkt is 3 miljoen jaar oud. Prehistorische meervleermuizen kwamen voor in Zuid- en Midden-Europa, maar zo ver we weten nog niet in Nederland. 

     

     

    Tekening door: Louise Prévot

Herkenning meervleermuis geluid

  • Titel: Herkenning meervleermuis geluid
  • Main Afbeelding: Woensdagweetje 5 juli: Herkenning meervleermuis geluid
  • Inleiding:

    wist je dat in de zomer water en meervleermuis beide veelvuldig jagend boven grote waterwegen, plassen en kanalen zijn te vinden. Met een batdetector zijn ze te horen. Het geluid van een meervleermuis klinkt als een droge ratel, zoals het spetteren van vet in een pan, met af en toe een plakkerige natte geluiden zoals het stuiteren van een knikker op een glasplaat. Met enige ervaring zijn water en meervleermuis door hun unieke ritme en klank van watervleermuizen te onderscheiden.

     

    afbeelding: Marc Sijpe

  • Eerste Afbeelding (niet-verplicht):

Herkenning tijdens de winterslaap

  • Titel: Herkenning tijdens de winterslaap
  • Main Afbeelding: zoek de meervleermuis
  • Inleiding:

    Herkenning tijdens de winterslaap

    Wist je dat tijdens de winterslaap water- en meervleermuizen vaak gezamenlijk in ondergrondse verblijven slapen? Ze lijken erg op elkaar. Toch zijn er een paar goede kenmerken waar je op kunt letten; de meervleermuis is écht een kop groter, heeft duidelijk ‘paarse’ armen en de oren zijn relatief lang en staan wijd uiteen. De watervleermuis lijkt wat meer afgeronde oren te hebben, die hij -ook nog eens bij de geringste verstoring- naar achteren buigt. Wat als je goed kijkt ook wel opvalt, is dat er bij de meervleermuis duidelijk twee flinke neusknobbels te zien zijn, bij de watervleermuis is dit veel minder goed zichtbaar. Maar wat allebei de soorten als kenmerk hebben zijn de grote voeten met goed zichtbare haren. Met scherpe nagels aan deze grote voeten harken ze in het actieve seizoen insecten van het wateroppervlak. Je moet de voeten natuurlijk wél kunnen zien, anders lukt het niet…

    Wil je meer weten over het leven van de meervleermuis, kijk dan op www.meervleermuis.nl of op www.zoogdiervereniging.nl/zoogdiersoorten/meervleermuis

    Foto: Niels de Zwarte

  • Eerste Afbeelding (niet-verplicht):

Meervleermuis in opvang

Meervleermuis herkennen in opvang

De meervleermuis is een typische gebouwbewoner.

In het kader van 'het jaar van de meervleermuis' willen we mensen bewust maken van de benauwde situatie waarin vleermuizen zich bevinden nu er veel wordt na geïsoleerd.

We willen jullie vragen alle meldingen van meervleermuizen door te
geven. Voor een ieder die moeite heeft een meervleermuis te herkennen geven we een online cursus voor de juiste herkenning ervan.

Datum: 6 april 2023
Tijd: 19:30
Locatie: Online
(info volgt)

Geef je op via het formulier.

Invalid Input

Invalid Input

Invalid Input

Invalid Input

Naamgeving

  • Titel: Naamgeving
  • Main Afbeelding:
  • Inleiding:

     

    Wist je dat de fraai klinkende wetenschappelijke naam van de meervleermuis (Myotis dasycneme, Boie 1825) eigenlijk een heel triviale betekenis heeft?

    De naam van het genus Myotis komt uit het Grieks en betekent zo veel als ‘muis-oor’ mus = muis, ous / otos = oor. De soortnaam dasycneme verwijst naar de eveneens Griekse samenvoeging van ‘dasus’ = harig en ‘kneme’ = been / poot, kortom harige poten.

    Keek Friedrich Boie bij het kiezen van een naam voor deze soort nou zo goed naar de meervleermuis, of zou hij simpel z’n partner voor ogen gehad hebben?

     

    Afbeelding: Tekening uit Linneaus Systema Natura

Overstappende mijten

  • Titel: overstappende mijten
  • Main Afbeelding: dna structuur mijten en vleermuizen
  • Inleiding:

    Meervleermuizen hebben eigen parasieten. Dat zijn parasieten die al duizenden jaren met de #meervleermuis zijn mee gegroeid, zoals de mijt Spinturnix dasycneme. De wetenschappelijke naam verklapt de relatie al (de meervleermuis heeft immers ook de soortaanduiding dasycneme).
    Deze mijt vindt alléén de meervleermuis lekker. De mijt zit jaarrond op zijn gastheer: ook als de gastheer in winterslaap gaat, gaat de mijt gezelllig mee. Als de gastheer wakker en dus warm is, kunnen de mijten op een buurman of buurvrouw overstappen. Door de genetische diversiteit van mijten te bestuderen, kan men ook de evolutionaire geschiedenis van de gastheer ontdekken. Welke populaties wisselen met elkaar uit, en hoe lang doen ze dat al? De mijten zijn lastig voor de #meervleermuis, maar dus heel nuttig voor onderzoek naar dit prachtige zoogdier van het jaar 2023!

     afbeelding: Bas Blankevoort (naturalis)

Studies

This page lists several key studies on Pond bats

 An overview and evaluation of methodologies for locating the summer roosts of pond bats (Myotis dasycneme) in the Netherlands

Download article

 Tubing, an effective technique for capturing pond bats above water.

Download Article

 Pond BatMyotis dasycneme in the Handbook of Mammals - Springer

Download Article

 Group size and dispersal ploys: an analysis of commuting behaviour of the pond bat (Myotis dasycneme)

Download Article

The poster as presented at the EBRS

Download Article

Meervleermuis: Trend en knelpunten voor NATURA 2000-gebieden in FRYSLÂN

Download Article

Toetsingscriteria meervleermuis verblijfplaatsen
Concept 1 aug 2024 (verwachte datum def. maart 2025)
Anne-Jifke Haarsma en Mees van Horssen

Download Article

  • Verspreiding en algemeen

    Artikelen over dit onderwerp

    Meer lezen

  • Bescherming

  • Monitoring en trend

  • Ecologisch onderzoek

  • Presentatie en poster

Titel Auteur Jaartal Download
Annual number of hibernating Daubenton's and pond bats Lina, Haarsma, Noort 2022
poster as presented at the EBRS Falzon, Ruth, Haarsma and Huls 2023 download
Pond Bat Myotis dasycneme Haarsma 2023 download

Somewhere how to pickup the custom fields....????

Verblijfplaatsen ontdekken

  • Titel: Verblijfplaatsen ontdekken
  • Main Afbeelding:
  • Onderschrift Main afbeelding: Bewerkte afbeelding van een meervleermuis van © Theo Douma
  • Korte voor-intro:

    De meervleermuis (Myotis dasycneme) is een grote vleermuis, met een gewicht van 14-20 gram en lange relatief brede vleugels met een spanwijdte van 20 tot 30 cm. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht. De snuit is bruin met - in verhouding tot andere Myotis-soorten - vrij grote neusknobbels. Net als de watervleermuis heeft de meervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen.

  • Kop_inleiding: Biotoop en jachtgedrag
  • Inleiding:

    Wat

    Onderzoek naar verblijfplaatsen kan gaan om het vinden van verblijfplaatsen, het vaststellen van aantallen en functies en/of het in kaart brengen van het netwerk. Daarnaast kan ook onderzoek naar het gedrag in en rondom de verblijfplaats of de kenmerken van de verblijfplaats worden gedaan.

    Mogelijkheden

    Om verblijfplaatsen te vinden kan gestart worden met een literatuuronderzoek naar bekende verblijfplaatsen en overige vleermuiswaarnemingen uit de NDFF (Nationale Database Flora en Fauna), koloniekaart meervleermuis (te vinden op deze website) en/of overige gedocumenteerde bronnen. Andere ingangen zijn meldingen van vleermuizen in huis of meldingen van vleermuizen uit een buurtonderzoek.

    Om te onderzoeken of er in de directe omgeving meervleermuizen verblijven, is het nuttig te starten met een vliegrouteonderzoek (zie handleiding vliegroute tellingen) bij bruggen over grote watergangen die vanuit de bebouwde kom richting potentiële foerageergebieden lopen. Dit is ook aan te raden als voorwerk voor de technieken vangen en zenderen om geschikte vanglocaties te lokaliseren.

    Potentiële locaties van verblijfplaatsen kunnen beoordeeld worden op geschiktheid en kunnen onderzocht worden op sporen en/of de aanwezigheid van vleermuizen. Beoordeel de kenmerken van verblijfplaatsen, zoals de afmetingen van openingen, wegkruipmogelijkheden, bereikbaarheid van ruimtes zoals spouw en dakvlak. Beoordeel daarnaast de ligging in het landschap, zoals de bereikbaarheid van wateren en mogelijkheden voor beschutting en/of ontwijking van wind en verlichting

     

    Beperkingen

    Om de functie van een verblijfplaats vast te stellen is een combinatie van gegevens nodig over het seizoen, gedrag, aantal en voor sommige functies ook van het geslacht en de ligging binnen het netwerk. Zo kan het lastig zijn om een kleine vrouwenkolonie van een grote mannenkolonie meervleermuizen te onderscheiden. Bij meervleermuizen is het tevens een uitdaging om de functie paarverblijfplaats vast te stellen, omdat meervleermuizen geen balsgeluiden maken. Het baltsgedrag, ofwel de patrouillevluchten, hoeven niet direct naast de verblijfplaats te gebeuren

  • Kop_eerste_alinea: Verblijfplaatsen
  • Eerste alinea/onderwerp:

    Kolonies van meervleermuizen bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen zoals op kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen. Kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. In Nederland zijn kraamkolonies tot nu toe vooral gevonden in het westen en noorden van Nederland en in veenweidegebieden in Oost Nederland. Maar ook aan de randmeren van het IJsselmeer en in de buurt van de grote rivieren zijn verblijfplaatsen gevonden. In totaal zijn in nederland 45 kraamverblijven van meervleermuizen bekend, met een totale populatie geschat op 10.000 dieren.

    Vleermuiskasten en woonhuizen zijn bekend als paarverblijven; ook vindt de paring net als bij de andere soorten van het geslacht Myotis in de winterverblijven plaats. Paarverblijven van meervleermuizen liggen over het algemeen langs trekroutes van zomerverblijven naar winterverblijven. Belangrijke paargebieden zijn onder andere Zeeuws-Vlaanderen (trek naar Noord-Frankrijk en Antwerpen), Flevoland en Gelderland (trek naar Duitsland) en Noord-Brabant (trek naar Zuid-Limburg).

    In de winter verdwijnen de meeste meervleermuizen op mysterieuze wijze. In Nederland worden in de winter totaal ongeveer 400 meervleermuizen waargenomen, in buurlanden nog eens maximaal 350 dieren. Voor zover we weten overwinteren meervleermuizen in Nederland in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders. Ook worden af en toe dieren waargenomen in gebouwen. Belangrijke overwinteringsplaatsen zijn bunkers in de duinen van Zuid- en Noord-Holland en de mergelgroeven in Limburg. Over het algemeen is de meervleermuis een middellange- tot lange afstandstrekker, waarbij verplaatsingen van 200 à 300 km tussen zomer- en winterverblijf bekend zijn. In de bunkers in de duinen overwinteren echter ook regelmatig meervleermuizen die in de zomer in de directe omgeving verblijven.



Woningisolatie bedreigt de Meervleermuis

  • Teaser Afbeelding: Een meervleermuis foerageert boven het water. (Foto: Theo Douma/Agami)
  • Teaser Tekst: Let op bij na-isoleren...
  • Titel: Woningisolatie bedreigt de meervleermuis
  • Main Afbeelding: 1 Een meervleermuis foerageert boven het water. (Foto: Theo Douma/Agami)
  • Korte voor-intro:

    Samenvatting: Uit 21 jaar onderzoek blijkt dat de meervleermuis in Nederland gestaag in aantal afneemt. Van circa 12.000 dieren in 1994 zijn er nu naar schatting nog 8.000 over. De belangrijkste oorzaak is volgens de onderzoekers het renove­ren en isoleren van woningen, waardoor de leefruimte onder dakpannen en in spouwmuren verdwijnt. De meervleermuizen die nu in Nederland leven, zijn vrijwel allemaal vrouwtjes. Die trekken in de winter naar Duitsland en België, waar ze met mannetjes paren. Ze keren terug met een voorraadje sperma, waarmee ze zichzelf in de vroege lente bevruchten. Meervleermuizen leven in kolonies en hebben woonplaatsen nodig met kraamkamers van uiteenlo­pende temperatuur. Afhankelijk van het wisselende voedselaanbod groeien hun jongen sneller of trager; bij snelle groei is een warme, bij trage groei een koele plek gewenst. De meervleermuis is een beschermde soort en de onder­zoekers pleiten voor speciale meervleermuishuizen. De ontwikkeling daarvan kost echter tijd en die is er niet. In de tussentijd zou tijdens renovaties van woonwijken met bekende kolonies minstens één gebouw ongemoeid moeten blijven tot het eind van de renovatie, als er alternatieve behuizing is.

  • Inleiding:

    Nederland is een belangrijk land voor de meervleermuis. Naar schatting 8% van de wereldpopulatie en 29% van de Europese populatie plant zich hier voort. Uit 22 jaar onderzoek naar meervleermuizen in Nederland blijkt dat de soort de afgelopen tien jaar onder zware druk staat door woningisolatie en andere verduurzamingsmaatregelen. Als de achteruitgang zo doorgaat, dreigt de soort in 2030 uit te sterven. Er worden nu activiteiten in gang gezet voor bescherming. Maar komen die op tijd?

  • Eerste alinea/onderwerp:

    Dit artikel is geschreven door Anne-Jifke Haarsma en René Janssen in De Levende Natuur, januari 2022.

    De meervleermuis is een palearctische soort met een verspreiding tussen Nederland en Rusland, vooral in waterrijke laaglandgebieden met een koel en vochtig klimaat. Op de wereld zijn er naar schatting 140.000 meervleermuizen (Piraccini, 2016), waarmee de soort een stuk zeldzamer is dan bijvoorbeeld de Afrikaanse savanneolifant (>350.000 dieren (Gobush et al., 2021). De soort kent een opmerkelijk semi-continu verspreidingspatroon, waarbij gebieden met hoge dichtheden (laagland/ deltagebieden) worden afgewisseld met gebieden met hele lage dichtheden of absentie.

    Vrouwen in Nederland, mannen in buitenland

    Nederland heeft met zijn vele wateren en oevers vanouds een voedselrijke omgeving te bieden en bevattte in 1994 naar schatting 11.700 vrouwen en 900 mannen. Intussen is hun aantal met een derde gezakt. De mannen verhuizen na hun geboorte in Nederland in hun eerste nazomer grotendeels naar Duitsland en België, waar de vrouwen zich alleen ’s winters melden, zo blijkt uit teruggevonden pootringetjes. In heel Nederland zijn 65-70 kraamkolonies bekend 2; deze zijn allemaal beschermd onder de Wet natuurbescherming.Sinds 2001 doen we in Nederland uitgebreid onder-zoek naar de meervleermuis. Hieruit blijkt dat ook in de zomer mannen en vrouwen gescheiden verblijfplaatsen gebruiken (Haarsma, 2012a). De vrouwen verzamelen zich in grote kraamgroepen, bestaande uit moeders, tantes, nichten, zussen en oma’s. Man-nen leven in deze tijd solitair, of in groepen van 10-65 dieren. Meervleermuizen zijn opmerkelijk conservatief in het gebruik van hun verblijfplaats. De oudste bekende verblijfplaatsen in de Friese dorpjes Berlikum en Tjerkwerd zijn beide tenminste sinds begin jaren zestig continu bewoond geweest. Tot de jaren zeventig à tachtig hadden meervleermuizen een voorkeur voor kerkzolders. Toen deze grootschalig werden gerenoveerd, geïsoleerd en afgesloten tegen duiven, zijn de meervleermuizen (vaak noodgedwongen) verhuisd naar andere typen gebouwen. Ook het gebruik van DDT tegen boktorren eiste zijn tol onder (vooral jonge) meervleermuizen. De 65 tot 70 kraamkolonies maken op dit moment gebruik van ongeveer 175 gebouwen (2 à 3 gebouwen per kraam-kolonie). Ongeveer 60 % van deze gebouwen zijn jaren zestig- of zeventig-woningen met pannendaken (Haarsma, 2012b).

     

     

  • Eerste Afbeelding (verplicht):
  • Onderschrift afbeelding 1 (verplicht): 2 Overzicht van het aantal bekende en nog onbekende kraamkolonies van de meer­vleermuis per provincie. 3 Een meervleermuis die zich heeft genesteld in een spouwmuur. (Foto: auteurs)
  • Tweede alinea/onderwerp:

    Warm en koud

    Meervleermuizen gebruiken een combinatie van de ruimten onder de pannen en in de spouwmuur 3. Ze hebben grote behoefte om elke dag binnen hun ver-blijf van plek te wisselen, om de optimale tempera-tuur te selecteren. Daarbij leggen ze onder de pannen van meerdere buurhuizen makkelijk afstanden van 60 m of meer af (Haarsma & Twisk, 2013). De moge-lijkheid tot optimaliseren van de temperatuur blijkt erg belangrijk te zijn voor een succesvolle voortplan-ting (Haarsma, 2012). Vrouwtjes zitten bij voorkeur op plekken van 35 tot 40 °C; hetere en koudere plekken worden gemeden. Meervleermuizen paren in het najaar. Meestal kiest een vrouw verschillende mannen. Het zaad wordt opgeslagen in een speciaal orgaan en vroeg in maart-april vindt de ovulatie plaats. Vanaf begin april kun-nen de vrouwtjes drachtig zijn. De groei van de jon-gen beweegt mee met de voedselinname van het vrouwtje. Bij minder voedsel moet de moeder in rust (‘daily torpor’) en stagneert de groei van de foetus (wat tot negen weken vertraging kan leiden). Daar-voor is een lagere temperatuur nodig en dus een koele plek. Relatief warme plekken zijn nodig, zodat zij zichzelf warm kan houden zonder dat dit energie kost en de foetus optimaal groeit. Hierbij speelt leeftijd ook een rol; oudere vrouwen zijn gemiddeld vroeger dan jongere dieren (21 jaar pers. data, Haarsma).In een warm voorjaar worden de eerste jongen begin mei geboren. Die kunnen begin juni vliegen. Ze heb-ben vervolgens ruim de tijd om op te vetten voor de winterslaap. Daardoor hebben ze (in jaren zonder extreme warmte en droogte) een grotere overlevings-kans dan later geboren jongen. Daarom is het erg belangrijk dat de moeder een verblijf kan kiezen met voldoende temperatuurverschillen, zodat ze, als er veel voedsel is, de groei van haar jong kan versnellen. Vaak zijn oude, slecht geïsoleerde woningen hiervoor ideaal, omdat ze veel ruimte hebben en de bewoners vaak in april en mei nog de verwarming aanzetten. Een deel van deze warmte komt via de binnenmuur de spouwmuur in. Meervleermuizen zitten dan ook graag nabij cv-installaties, in niet geïsoleerde muren, of op andere verwarmde plekken 4.

     

     

  • Tweede Abeelding:
  • Onderschrift afbeelding 2: 4 Locatie vleermuizen in een slecht geïsoleerd huis uit de jaren zestig­-zeven­tig. Zowel muur als dak warmen op. Op koude dagen zitten ze graag nabij plekken die verwarmd wor­den. 5 Aantalsontwikkeling van de meervleermuizen bij landelijke (simultaan­)tel­lingen van kraamverblijven.
  • Derde alinea/onderwerp:

    Geen meervleermuizen meer in 2030

    Landelijk daalt het aantal meervleermuizen 2. Sinds 1994 houdt Vleermuiswerkgroep Nederland de landelijke trend bij, waarbij verblijfplaatsen met telemetrie worden opgespoord. Tussen 1994 en 2009 is de trend stabiel, vanaf 2009 zet de daling in en deze zet zich tot op heden voort 5. Tussen 1994 en 2020 nam de popu-latie af van 11.700 tot 7.000 vrouwen. Bij een doorzet-tende trend zijn we deze soort in 2030 nagenoeg kwijt. De twee belangrijkste oorzaken daarvan liggen bij de kraamverblijven. Ten eerste maakt het verduurzamen van woningen kraamverblijfplaatsen slechter of onbewoonbaar. Vleermuizen kunnen zelfs worden ingesloten door isolatiemateriaal, waardoor ze sterven. Op sommige plekken wordt als gevolg van renovatie en woningisolatie een afname van 30% van de oorspron-kelijke lokale populatie vastgesteld. (Haarsma & Koop-mans, 2018; Haarsma & Molenaar, 2020). Door de snelle verduurzaming van woningen in Nederland is het oorspronkelijke aanbod van geschikte vleermuiswoningen in sommige gemeentes al onder de 10% gezakt. (Haarsma & Koopmans, 2018; Haarsma et al., 2018). Ten tweede is er doelgerichte bestrijding van vleermuizen door ongediertebestrijders en aannemers die ver-blijfplaatsen met dieren erin dichtmaken, dan wel verdelgen. (Haarsma & Koopmans, 2018; Haarsma et al., 2018). Hierdoor gaan onbekende aantallen meervleermuizen dood en raken kraamkolonies hun huizen kwijt.Het gemiddelde aantal dieren per kraamverblijf was in 2007 ongeveer 165 dieren (Haarsma, 2012b), tegenwoordig is dat nog slechts 100 dieren 5. Ook blijken groepen minder honkvast; ze gebruiken nog wel hetzelfde foerageergebied, maar bewonen minder geschikte plekken (Haarsma & Molenaar, 2020).

    In de knel door energietransitie

    Door overheidsbeleid worden huizen in sneltreinvaart gerenoveerd of gesloopt en herbouwd. De kans is groot dat hierbij dieren worden verstoord, ingesloten en/of gedood. Meervleermuizen keren jaar na jaar terug naar hetzelfde verblijf, waardoor de werkzaamheden uitvoeren als de dieren tijdelijk weg zijn, geen soelaas biedt. De luchtspouw is dan gevuld met isolatiemateriaal, of is wat betreft temperatuurgradiënt niet meer hetzelfde als voorheen. Vaak krijgen vleermuizen goedbedoeld alternatieve plekken aangeboden, maar tot op heden is geen van deze alternatieve plekken ooit gebruikt door de meervleermuis. Een alternatieve plek heeft vaak slechts één zonexpositie en daarbij geen mogelijkheid om intern van A naar B te kruipen. Of de alternatieve plek is te koel, omdat deze verstopt zit achter de voorzetwand. Hierdoor is het op warme dagen te warm, en op koude dagen te koud. Terwijl meervleermuizen het graag juist op koude dagen warm hebben en op warme dagen soms koel.

     

     

  • Derde afbeelding:
  • Onderschrift afbeelding 3: Een kolonie meervleer­muizen. (Foto: Johann Prescher)
  • Slot:

    Kraamverblijven beschermen die er zijn!

    Willen we de meervleermuis voor uitsterven behoeden, dan is actie nodig. Op termijn helpt het als er alternatieven komen voor het isoleren van woningen uit de jaren zestig en zeventig. Meervleermuizen hebben niets aan de bestaande vleermuiskasten. We hopen dat projectontwikkelaars en ecologische adviesbureaus zich hard willen maken om een alternatief te ontwikkelen (zie kader ‘Eisen aan een (alternatief) meervleermuiskraamverblijf’). Het is echter zeer de vraag of daar nog tijd voor is; het is vijf voor twaalf. Vanwege hun plaatstrouw kan de verhuizing naar en de vestiging in een alternatief verblijf jaren duren. Het is nog onbekend hoelang het duurt voordat een groep zich stabiel gedraagt, en hoelang het duurt voordat meer dan 80% van de dieren een eventuele alternatieve plek gebruikt. Op basis van eigen, nog niet gepubliceerd onderzoek schatten wij dat een gewenningstijd van drie jaar vereist is. Een dergelijke termijn is bij sloop en herbouw nauwelijks haalbaar, omdat het oude verblijf en de nieuwbouw de hele gewenningsperiode van drie jaar beide dienen te bestaan. Om dit toch te realiseren is gefaseerde sloop en herbouw nodig, en een betere afstemming tussen de 'vleermuis-planning' en de planning van een aannemer.Dat is niet onmogelijk. In een kolonie 6 zijn vaak twee tot drie huizen in gebruik. We pleiten er voor om bij een renovatieproject ten minste een van die woningen zo lang mogelijk met rust te laten. Met 65-70 kraamkolonies komt dit neer op maximaal 70 huizen. De betreffende huiseigenaren zouden financieel gecompenseerd kunnen worden voor de vertraging van hun renovatie. In Nederland hebben we weliswaar de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn, maar ook de ambitie om conform de Habitatrichtlijn de populatie meervleermuizen te behouden. Als dat niet lukt, kan het gebeuren dat geen ontheffingen of ver-gunningen mogen worden afgegeven voor renovatie of verduurzaming. Dit is voor niemand een wenselijk scenario. Een oplossing zoals hierboven omschreven, waarbij de meervleermuizen behouden blijven door aankoop van panden lijkt ingrijpend en duur, maar is de effectiefste, goedkoopste en snelste oplossing om het klimaat én de meervleermuis te sparen.

    Oproep

    Jaarlijks worden in Nederland alle bekende kraamver-blijfplaatsen op uitvliegers geteld. Zo’n telling duurt van zonsondergang tot ca. 2 uur daarna. We zoeken vaste tellers die naast een jaarlijkse telling ook contact willen onderhouden met de eigenaar. Stuur een mail met uw wensen, en dan kijken wij waar we u kunnen inschakelen.Bent u projectontwikkelaar, werkzaam bij een woningbouwcoöperatie, of eigenaar van een groot gebouw en wilt u samen met ons de meer-vleermuis voor Nederland behouden? Neem dan contact op om met ons te zoeken naar oplossingen om vleermuizen onderdak te bieden.

    Dankwoord

    We danken Erik Korsten voor commentaar op het artikel. Ook ontzettend veel dank aan alle vrijwilligers en professionals die de afgelopen 21 jaar mee hebben geholpen bij het verzamelen van data. Zonder hun inzet was het onmogelijk geweest om aantalsontwikkelingen en knelpunten zo goed in kaart te brengen.

    Eisen aan een (alternatief) meervleermuiskraamverblijf:

    •Voldoende warmtegradiënt, vooral tijdens de kritische periode (begin april t/m half juli; zwangerschap, zogen, spenen jongen), met zowel plekken met 35­40 °C als 15­20 °C en een gradiënt om deze optimale temperatuur te kunnen vinden.
    •Ten minste 12 m3 aan leefruimte; horizontaal en verticaal voor voldoende warmtegradiënt.
    •In één verblijfplaats zijn plekken die snel kunnen opwarmen of afkoelen en zones die dat traag doen.
    •Uitvliegopeningen met meer dan twee windoriëntaties (vanwege predatierisico en vermijding van tegenwind/­regen bij uitvliegen).
    •100 % muisvrij. Huismuis en bosmuis kunnen vleermuizen eten. Ze kun­nen recht tegen een gevel opklimmen, maar kunnen niet verder als er een kleine overhang (muizentand) wordt gebruikt.
    •Een gewenningstijd van ten minste drie jaar is nodig.

     

    Literatuur

    Gobush, K.S., C.T.T Edwards, D. Balfour, G. Wittemyer, F. Maisels & R.D. Taylor, 2021. Loxodonta africana (amended version of 2021 assessment). The IUCN Red List of Threatened Species 2021 (16 November 2021). Haarsma, A-J., 2012a. De meervleermuis en Natura 2000 in Nederland, locaties van alle mannen en kraamverblijven. Bijlage bij rapport ‘De meervleermuis in Nederland’. Zoog­diervereniging, Nijmegen. Haarsma, A.-J., 2012b. De meervleermuis in Nederland. Rapport van de Zoogdiervereniging. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Haarsma, A.-J. & P. Twisk, 2013. Hoe beschermen we de meervleermuis? Zoogdier 24(4): 12­15Haarsma A-J, J. Prescher & B. Noort, 2018. De meer­vleermuis in de Weerribben Wieden. Veldwerkgroep Zoog­diervereniging en Zoogdierenwerkgroep Overijssel. Haarsma A-J. &, M. Koopmans, 2018. De Meervleermuis in Fryslân. Kennisontwikkeling voor monitoring. A&W­rap­port 2418 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden.Haarsma, A.-J. & T.P. Molenaar, 2020. De Meervleermuis in Noordwest­-Overijssel, In het kader van de zesjaarlijkse monitoring. Rapport RA19143­01. Regelink Ecologie & Landschap, Wageningen.Piraccini, R. 2016. Myotis dasycneme. The IUCN Red List of Threatened Species 2016 (16 November 2021). Sluiter, J.W., P.F. van Heerdt & A.M. Voûte, 1971. Contri­bution to the population biology of the pond bat, Myotis dasycneme (Boie, 1825). Decheniana 18: 1­44.

Zwermen

  • Titel: zwermen
  • Main Afbeelding: zwermende meervleermuizen voor een huis
  • Inleiding:

    Meervleermuizen wonen in een groep in hun territorium. Zodra de jongen geboren zijn zullen de moeders elke nacht twee of meer tripjes moeten doen naar hun voedselgebieden. De jongen blijven namelijk in het kraamverblijf achter. Hoe dichterbij ze eten kunnen vinden, hoe eerdere moeders terug zijn met een borst vol met melk. Midden in de nacht is er dus soms volop zwermactiviteit wanneer vrouwtjes terug komen om te zogen. Als ze ver moeten vliegen kost dat niet alleen tijd, maar ook energie. Dat betekent dat ze terugkomen met minder melk. Het verschil tussen voldoende en onvoldoende melk betekent in de natuur het verschil tussen een jong dat aan het einde van het seizoen haalt en een jong dat niet overleeft.

     

     

    afbeelding: Wieneke Huls