Skip to main content

Meervleermuizen houden van huizen.

  • Teaser Afbeelding: Vliegende meervleermuis, door Kamiel Spoelstra
  • Teaser Tekst: Houden wij ook van de meervleermuis?
  • Titel: Meervleermuizen houden van huizen
  • Main Afbeelding: Vliegende meervleermuis, door Kamiel Spoelstra
  • Korte voor-intro:

    Meervleermuizen houden van onze huizen, maar houden wij ook van meervleermuizen? Dat zou eigenlijk wel moeten! Meervleermuizen wijzen ons op een mooie, gezonde en fijne leefomgeving waar mens en natuur elkaar ontmoeten.

  • Inleiding:

    Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die écht kunnen vliegen. In Europa zijn alle vleermuizen insecteneters, zo ook de meervleermuis. Omdat vliegen waanzinnig veel energie kost, moet een vleermuis per nacht zo’n derde van z’n lichaamsgewicht aan insecten vangen. Het menu bestaat uit schietmotten, kevers, langpootmuggen, eendagsvliegen en spinnen. Dansmuggen en nachtvlinders vormen het hoofdvoedsel. Meervleermuizen jagen boven grote open watervlakten, boven kanalen, rivieren maar soms ook boven weilanden. Het zijn erg goede vliegers, die vaak het grootste deel van de nacht op jacht zijn naar insecten.

    Meervleermuizen zijn kleine dieren, maar ze kunnen wel knetteroud worden; vijf tot zeven jaar is normaal en leeftijden tot meer dan twintig jaar vormen geen uitzondering. Ook krijgen ze maar één jong per jaar, dit maakt ze erg kwetsbaar. Vooral in de tijd dat er jongen zijn, leven de meervleermuizen in grote groepen in – jawel – onze huizen en gebouwen. Meestal merken we daar niets van, maar soms kan er wel wat gepiep gehoord worden. De vleermuizen hangen in de spouwmuur of op andere veilige, warme(re) plekken. En juist hier gaat het mis: in onze drang om ons energieverbruik te verlagen, willen we massaal onze huizen isoleren. Naast de dakbedekking, worden vooral de spouwmuren nabehandeld. We kunnen het effect van alle verduurzamingsmaatregelen goed terugzien op de populatie meervleermuizen. Deze loopt namelijk al enkele jaren met tientallen procenten terug. Wat de Europese populatie ook niet helpt, is dat het grootste deel daarvan in het Nederlandse laagland voorkomt. Eigenlijk lijkt de problematiek van de meervleermuis op die van onze nationale vogel de grutto: ook daarvan leeft het grootste deel van de Europese populatie in ons dichtbevolkte land.

  • Eerste alinea/onderwerp:

    Het jaar rond

    In onze gematigde klimaatzone houden alle vleermuizen een winterslaap, want in de winter zijn er té weinig vliegende insecten om aan de hoge energiebehoefte te voldoen. Wanneer de dieren halverwege maart ontwaken, hebben ze even tijd nodig om weer op gewicht en in goede conditie te komen. Bij gunstige weersomstandigheden en een voldoende groot voedselaanbod kunnen de vrouwtjes in april zwanger zijn. Ze zoeken elkaar dan op in zogenaamde kraamkolonies, waar dan halverwege mei hun jong geboren wordt. Meervleermuisvrouwtjes zijn supermoeders, ze houden hun jong dan ook het liefst dag en nacht bij zich. Als de jongen groot genoeg zijn, blijven ze tijdens de jacht van de moeder achter in een grote ‘crèche’ in het kraamverblijf, het is daar dan een drukte van belang. Na drie tot vier weken kunnen de jongen zelfstandig vliegen en leren ze jagen; hierna vallen de grote kolonies uit elkaar. De rust in huis keert terug.

    Half juli breekt de migratieperiode en daarbij de paartijd aan. In deze tijd kunnen we mannetjes én vrouwtjes op allerlei plekken in kleine groepjes aantreffen. Vleermuis- of vogelkasten worden in deze periode nog wel eens als tijdelijk onderkomen gebruikt. In september / oktober gaan de meervleermuizen op zoek naar een veilige winterslaapplaats. Ze hebben een voorkeur voor vorstvrije, ondergrondse ruimten. Oudere, meer ervaren dieren zullen steeds terugkeren naar de plaats waar ze goede herinneringen aan hebben, ook daarin lijken ze wel wat op ons.

    Leefgebied

    In het laaggelegen noordwesten van ons land leven de meeste meervleermuizen. Ze hebben een sterke voorkeur voor huizen uit de jaren 50 tot 80. Deze huizen beschikken bijna allemaal over een spouwmuur, maar deze is tijdens of sinds de bouw niet geïsoleerd. Zo’n ruimte is in een perfecte plek voor een kraamkolonie: veilig, droog en warm! Vanaf eind april zoeken de dan drachtige vrouwtjes elkaar op in zo’n locatie, het kan dan gezellig druk worden!

  • Eerste Afbeelding (verplicht): Meervleermuis, door Peter Twisk
  • Onderschrift afbeelding 1 (verplicht): Meervleermuis, door Peter Twisk
  • Tweede alinea/onderwerp:

    Een vleermuis verdwaald in huis, wat te doen?

    Zoals gezegd zoekt de meervleermuis graag onze huizen en gebouwen op. In juli en augustus, als jonge, onervaren dieren voor het eerst uitvliegen, kan een jong ons huis bínnenkomen. Dát is nooit z’n bedoeling! Het diertje zal in paniek rondvliegen, op zoek naar een uitweg. Probeer een binnen rondvliegende vleermuis niet te vangen, maar maak de ruimte donker en zet het raam naar buiten wagenwijd open. Zo kan het vleermuisje in de avondschemering het huis snel verlaten.

    Wanneer een vleermuis in de tuin of in huis niet wegvliegt, is er iets anders aan de hand. Het diertje kan dan gewond of ziek zijn. Raap het niet met blote handen op. Als het nodig is om de vleermuis in veiligheid te brengen – zodat bijvoorbeeld kinderen of een kat er niet bij kunnen – dan kan het met een omgekeerd potje en een stukje karton met wat gaatjes erin gevangen worden. Neem daarna contact op met een deskundige van de Zoogdiervereniging, vleermuis.net of een plaatselijke dierenambulance/ wildopvang / vogelasiel. Zij zullen je adviseren of sturen een deskundige langs.

     Bescherming

    Juist omdat vleermuizen zo kwetsbaar zijn, maar ook omdat ze zo'n belangrijke rol in de natuur hebben (ze kunnen wel zo’n 3000 insecten per nacht eten!), heeft de overheid alle ins ons land voorkomende vleermuissoorten wettelijk beschermd. Ze mogen niet gevangen, gedood of in hun verblijfplaatsen verstoord worden.

    Kunnen we dan helemaal niets doen?

    Om deze prachtige soort voor ons land te behouden kunnen we rekening houden met een aantal punten:

    • Probeer bij nieuwbouw écht natuurinclusief te bouwen; niet door het inbouwen van kasten, maar door het creëren van serieuze vervanging van spouwen. Toegang geven tot een bestaande spouw helpt natuurlijk ook, vooral als deze op de ‘warme’ zuidwestzijde van het huis gericht is.
    • Gewone buitenverlichting schrikt vleermuizen af, wanneer er toch verlichting moet worden aangebracht, gebruik dan ‘vleermuisvriendelijk’ licht. Ook andere nachtdieren profiteren hiervan.
    • In stand houden van verlichtingsvrije vliegroutes (bv. bomensingels) als verbinding tussen verblijfplaatsen en jachtgebieden.
  • Tweede Abeelding: Waar kunnen vleermuizen in huis zitten, door Peter Twisk
  • Onderschrift afbeelding 2: Waar kunnen vleermuizen in huis zitten, door Peter Twisk
  • Derde alinea/onderwerp:

    Tot slot

    Meervleermuizen zijn vooral enorm interessante dieren; door hun nachtelijke levenswijze, hun echolocatiesysteem (‘zien met geluid’), hun fabelachtige wendbaarheid in de lucht en het houden van een winterslaap om de voedselarme winter door te komen. Bovendien laat hun voorkomen in onze nabijheid ons zien dat we in een fijne, groene buurt wonen. Dat maakt dat meervleermuizen onze bescherming méér dan waard zijn! Ga eens mee op een vleermuisexcursie in de buurt en de kans is groot dat deze dieren voorgoed een plekje in je hart veroveren.

    Wil je meer weten? Lees het artikel “Woningisolatie bedreigt de meervleermuis” in De Levende Natuur (DLN), te vinden op deze website.

    Onze deskundigen zijn beschikbaar voor vragen en advies via http://www.vleermuis.net en http://www.zoogdiervereniging.nl/vleermuizen https://www.checklistgroenbouwen.nl/soorten/soort-details/meervleermuis

    Vleermuisexcursie? Kijk eens op http://www.nachtvandevleermuis.nl

  • Slot:

    Colofon

    Deze folder is een uitgave van de Zoogdiervereniging en de Vleermuiswerkgroep Nederland (VLEN).

    Tekst:                                        Jan P.C. Boshamer, Kris Lammers

Woensdagweetje 1 februari :

  • Titel: Woensdagweetje 1 februari : Wij luiden de noodklok voor de zeldzame meervleermuis.
  • Main Afbeelding: Man die spouw met vleermuizen erin isoleert: door illusterre
  • Inleiding:

    Wij luiden de noodklok voor de zeldzame meervleermuis. De grutto onder de vleermuizen is straks niet meer. Er moet écht iets gaan veranderen!!! 

     Meervleermuizen krijgen het Spaans benauwd van purschuim! 😨😨😨 

    Veel huizen uit de jaren vijftig, zestig en zeventig hebben spouwmuren zonder extra isolatie. En verschillende soorten vleermuizen waaronder de meervleermuis worden hierdoor ernstig bedreigd. Want juist nu, in deze tijd met de hoge energieprijzen, willen we allemaal onze huizen verduurzamen. Snel is er veel winst te behalen door deze on-geïsoleerde ruimten vol te spuiten met polystyreen balletjes of purschuim. Voordat dit kan en mág gebeuren moet de spouw geïnspecteerd worden op o.a. vleermuizen. Dit gebeurt met een minuscuul cameraatje waarmee in de spouwruimte wordt gekeken. Jammer genoeg worden de vleermuizen snel over het hoofd gezien en als ze al worden waargenomen lijken ze op cementkloddertjes. De gevolgen van de na-isolatie pakken voor deze dieren noodlottig uit, ze raken ingesloten en gaan op een vreselijke manier dood. Enorm jammer dat onze drang om te verduurzamen en op deze wijze bij te dragen aan een beter milieu, resulteert in het verloren gaan van deze fantastische en nuttige dieren. De oplossing is zorgen dat we goed weten welke vleermuizen op welke plekken aanwezig zijn, voor er na-geïsoleerd wordt.

  • Eerste Afbeelding (niet-verplicht): vleermuis met purschuim: fotograaf Ruud Kaal
  • Onderschrift afbeelding 1 (niet-verplicht): Foto: Ruud Kaal; Illustratie: Sterre van der Tak (<a>https://illusterre.nl/</a>)

Woningisolatie bedreigt de Meervleermuis

  • Teaser Afbeelding: Een meervleermuis foerageert boven het water. (Foto: Theo Douma/Agami)
  • Teaser Tekst: Let op bij na-isoleren...
  • Titel: Woningisolatie bedreigt de meervleermuis
  • Main Afbeelding: 1 Een meervleermuis foerageert boven het water. (Foto: Theo Douma/Agami)
  • Korte voor-intro:

    Samenvatting: Uit 21 jaar onderzoek blijkt dat de meervleermuis in Nederland gestaag in aantal afneemt. Van circa 12.000 dieren in 1994 zijn er nu naar schatting nog 8.000 over. De belangrijkste oorzaak is volgens de onderzoekers het renove­ren en isoleren van woningen, waardoor de leefruimte onder dakpannen en in spouwmuren verdwijnt. De meervleermuizen die nu in Nederland leven, zijn vrijwel allemaal vrouwtjes. Die trekken in de winter naar Duitsland en België, waar ze met mannetjes paren. Ze keren terug met een voorraadje sperma, waarmee ze zichzelf in de vroege lente bevruchten. Meervleermuizen leven in kolonies en hebben woonplaatsen nodig met kraamkamers van uiteenlo­pende temperatuur. Afhankelijk van het wisselende voedselaanbod groeien hun jongen sneller of trager; bij snelle groei is een warme, bij trage groei een koele plek gewenst. De meervleermuis is een beschermde soort en de onder­zoekers pleiten voor speciale meervleermuishuizen. De ontwikkeling daarvan kost echter tijd en die is er niet. In de tussentijd zou tijdens renovaties van woonwijken met bekende kolonies minstens één gebouw ongemoeid moeten blijven tot het eind van de renovatie, als er alternatieve behuizing is.

  • Inleiding:

    Nederland is een belangrijk land voor de meervleermuis. Naar schatting 8% van de wereldpopulatie en 29% van de Europese populatie plant zich hier voort. Uit 22 jaar onderzoek naar meervleermuizen in Nederland blijkt dat de soort de afgelopen tien jaar onder zware druk staat door woningisolatie en andere verduurzamingsmaatregelen. Als de achteruitgang zo doorgaat, dreigt de soort in 2030 uit te sterven. Er worden nu activiteiten in gang gezet voor bescherming. Maar komen die op tijd?

  • Eerste alinea/onderwerp:

    Dit artikel is geschreven door Anne-Jifke Haarsma en René Janssen in De Levende Natuur, januari 2022.

    De meervleermuis is een palearctische soort met een verspreiding tussen Nederland en Rusland, vooral in waterrijke laaglandgebieden met een koel en vochtig klimaat. Op de wereld zijn er naar schatting 140.000 meervleermuizen (Piraccini, 2016), waarmee de soort een stuk zeldzamer is dan bijvoorbeeld de Afrikaanse savanneolifant (>350.000 dieren (Gobush et al., 2021). De soort kent een opmerkelijk semi-continu verspreidingspatroon, waarbij gebieden met hoge dichtheden (laagland/ deltagebieden) worden afgewisseld met gebieden met hele lage dichtheden of absentie.

    Vrouwen in Nederland, mannen in buitenland

    Nederland heeft met zijn vele wateren en oevers vanouds een voedselrijke omgeving te bieden en bevattte in 1994 naar schatting 11.700 vrouwen en 900 mannen. Intussen is hun aantal met een derde gezakt. De mannen verhuizen na hun geboorte in Nederland in hun eerste nazomer grotendeels naar Duitsland en België, waar de vrouwen zich alleen ’s winters melden, zo blijkt uit teruggevonden pootringetjes. In heel Nederland zijn 65-70 kraamkolonies bekend 2; deze zijn allemaal beschermd onder de Wet natuurbescherming.Sinds 2001 doen we in Nederland uitgebreid onder-zoek naar de meervleermuis. Hieruit blijkt dat ook in de zomer mannen en vrouwen gescheiden verblijfplaatsen gebruiken (Haarsma, 2012a). De vrouwen verzamelen zich in grote kraamgroepen, bestaande uit moeders, tantes, nichten, zussen en oma’s. Man-nen leven in deze tijd solitair, of in groepen van 10-65 dieren. Meervleermuizen zijn opmerkelijk conservatief in het gebruik van hun verblijfplaats. De oudste bekende verblijfplaatsen in de Friese dorpjes Berlikum en Tjerkwerd zijn beide tenminste sinds begin jaren zestig continu bewoond geweest. Tot de jaren zeventig à tachtig hadden meervleermuizen een voorkeur voor kerkzolders. Toen deze grootschalig werden gerenoveerd, geïsoleerd en afgesloten tegen duiven, zijn de meervleermuizen (vaak noodgedwongen) verhuisd naar andere typen gebouwen. Ook het gebruik van DDT tegen boktorren eiste zijn tol onder (vooral jonge) meervleermuizen. De 65 tot 70 kraamkolonies maken op dit moment gebruik van ongeveer 175 gebouwen (2 à 3 gebouwen per kraam-kolonie). Ongeveer 60 % van deze gebouwen zijn jaren zestig- of zeventig-woningen met pannendaken (Haarsma, 2012b).

     

     

  • Eerste Afbeelding (verplicht):
  • Onderschrift afbeelding 1 (verplicht): 2 Overzicht van het aantal bekende en nog onbekende kraamkolonies van de meer­vleermuis per provincie. 3 Een meervleermuis die zich heeft genesteld in een spouwmuur. (Foto: auteurs)
  • Tweede alinea/onderwerp:

    Warm en koud

    Meervleermuizen gebruiken een combinatie van de ruimten onder de pannen en in de spouwmuur 3. Ze hebben grote behoefte om elke dag binnen hun ver-blijf van plek te wisselen, om de optimale tempera-tuur te selecteren. Daarbij leggen ze onder de pannen van meerdere buurhuizen makkelijk afstanden van 60 m of meer af (Haarsma & Twisk, 2013). De moge-lijkheid tot optimaliseren van de temperatuur blijkt erg belangrijk te zijn voor een succesvolle voortplan-ting (Haarsma, 2012). Vrouwtjes zitten bij voorkeur op plekken van 35 tot 40 °C; hetere en koudere plekken worden gemeden. Meervleermuizen paren in het najaar. Meestal kiest een vrouw verschillende mannen. Het zaad wordt opgeslagen in een speciaal orgaan en vroeg in maart-april vindt de ovulatie plaats. Vanaf begin april kun-nen de vrouwtjes drachtig zijn. De groei van de jon-gen beweegt mee met de voedselinname van het vrouwtje. Bij minder voedsel moet de moeder in rust (‘daily torpor’) en stagneert de groei van de foetus (wat tot negen weken vertraging kan leiden). Daar-voor is een lagere temperatuur nodig en dus een koele plek. Relatief warme plekken zijn nodig, zodat zij zichzelf warm kan houden zonder dat dit energie kost en de foetus optimaal groeit. Hierbij speelt leeftijd ook een rol; oudere vrouwen zijn gemiddeld vroeger dan jongere dieren (21 jaar pers. data, Haarsma).In een warm voorjaar worden de eerste jongen begin mei geboren. Die kunnen begin juni vliegen. Ze heb-ben vervolgens ruim de tijd om op te vetten voor de winterslaap. Daardoor hebben ze (in jaren zonder extreme warmte en droogte) een grotere overlevings-kans dan later geboren jongen. Daarom is het erg belangrijk dat de moeder een verblijf kan kiezen met voldoende temperatuurverschillen, zodat ze, als er veel voedsel is, de groei van haar jong kan versnellen. Vaak zijn oude, slecht geïsoleerde woningen hiervoor ideaal, omdat ze veel ruimte hebben en de bewoners vaak in april en mei nog de verwarming aanzetten. Een deel van deze warmte komt via de binnenmuur de spouwmuur in. Meervleermuizen zitten dan ook graag nabij cv-installaties, in niet geïsoleerde muren, of op andere verwarmde plekken 4.

     

     

  • Tweede Abeelding:
  • Onderschrift afbeelding 2: 4 Locatie vleermuizen in een slecht geïsoleerd huis uit de jaren zestig­-zeven­tig. Zowel muur als dak warmen op. Op koude dagen zitten ze graag nabij plekken die verwarmd wor­den. 5 Aantalsontwikkeling van de meervleermuizen bij landelijke (simultaan­)tel­lingen van kraamverblijven.
  • Derde alinea/onderwerp:

    Geen meervleermuizen meer in 2030

    Landelijk daalt het aantal meervleermuizen 2. Sinds 1994 houdt Vleermuiswerkgroep Nederland de landelijke trend bij, waarbij verblijfplaatsen met telemetrie worden opgespoord. Tussen 1994 en 2009 is de trend stabiel, vanaf 2009 zet de daling in en deze zet zich tot op heden voort 5. Tussen 1994 en 2020 nam de popu-latie af van 11.700 tot 7.000 vrouwen. Bij een doorzet-tende trend zijn we deze soort in 2030 nagenoeg kwijt. De twee belangrijkste oorzaken daarvan liggen bij de kraamverblijven. Ten eerste maakt het verduurzamen van woningen kraamverblijfplaatsen slechter of onbewoonbaar. Vleermuizen kunnen zelfs worden ingesloten door isolatiemateriaal, waardoor ze sterven. Op sommige plekken wordt als gevolg van renovatie en woningisolatie een afname van 30% van de oorspron-kelijke lokale populatie vastgesteld. (Haarsma & Koop-mans, 2018; Haarsma & Molenaar, 2020). Door de snelle verduurzaming van woningen in Nederland is het oorspronkelijke aanbod van geschikte vleermuiswoningen in sommige gemeentes al onder de 10% gezakt. (Haarsma & Koopmans, 2018; Haarsma et al., 2018). Ten tweede is er doelgerichte bestrijding van vleermuizen door ongediertebestrijders en aannemers die ver-blijfplaatsen met dieren erin dichtmaken, dan wel verdelgen. (Haarsma & Koopmans, 2018; Haarsma et al., 2018). Hierdoor gaan onbekende aantallen meervleermuizen dood en raken kraamkolonies hun huizen kwijt.Het gemiddelde aantal dieren per kraamverblijf was in 2007 ongeveer 165 dieren (Haarsma, 2012b), tegenwoordig is dat nog slechts 100 dieren 5. Ook blijken groepen minder honkvast; ze gebruiken nog wel hetzelfde foerageergebied, maar bewonen minder geschikte plekken (Haarsma & Molenaar, 2020).

    In de knel door energietransitie

    Door overheidsbeleid worden huizen in sneltreinvaart gerenoveerd of gesloopt en herbouwd. De kans is groot dat hierbij dieren worden verstoord, ingesloten en/of gedood. Meervleermuizen keren jaar na jaar terug naar hetzelfde verblijf, waardoor de werkzaamheden uitvoeren als de dieren tijdelijk weg zijn, geen soelaas biedt. De luchtspouw is dan gevuld met isolatiemateriaal, of is wat betreft temperatuurgradiënt niet meer hetzelfde als voorheen. Vaak krijgen vleermuizen goedbedoeld alternatieve plekken aangeboden, maar tot op heden is geen van deze alternatieve plekken ooit gebruikt door de meervleermuis. Een alternatieve plek heeft vaak slechts één zonexpositie en daarbij geen mogelijkheid om intern van A naar B te kruipen. Of de alternatieve plek is te koel, omdat deze verstopt zit achter de voorzetwand. Hierdoor is het op warme dagen te warm, en op koude dagen te koud. Terwijl meervleermuizen het graag juist op koude dagen warm hebben en op warme dagen soms koel.

     

     

  • Derde afbeelding:
  • Onderschrift afbeelding 3: Een kolonie meervleer­muizen. (Foto: Johann Prescher)
  • Slot:

    Kraamverblijven beschermen die er zijn!

    Willen we de meervleermuis voor uitsterven behoeden, dan is actie nodig. Op termijn helpt het als er alternatieven komen voor het isoleren van woningen uit de jaren zestig en zeventig. Meervleermuizen hebben niets aan de bestaande vleermuiskasten. We hopen dat projectontwikkelaars en ecologische adviesbureaus zich hard willen maken om een alternatief te ontwikkelen (zie kader ‘Eisen aan een (alternatief) meervleermuiskraamverblijf’). Het is echter zeer de vraag of daar nog tijd voor is; het is vijf voor twaalf. Vanwege hun plaatstrouw kan de verhuizing naar en de vestiging in een alternatief verblijf jaren duren. Het is nog onbekend hoelang het duurt voordat een groep zich stabiel gedraagt, en hoelang het duurt voordat meer dan 80% van de dieren een eventuele alternatieve plek gebruikt. Op basis van eigen, nog niet gepubliceerd onderzoek schatten wij dat een gewenningstijd van drie jaar vereist is. Een dergelijke termijn is bij sloop en herbouw nauwelijks haalbaar, omdat het oude verblijf en de nieuwbouw de hele gewenningsperiode van drie jaar beide dienen te bestaan. Om dit toch te realiseren is gefaseerde sloop en herbouw nodig, en een betere afstemming tussen de 'vleermuis-planning' en de planning van een aannemer.Dat is niet onmogelijk. In een kolonie 6 zijn vaak twee tot drie huizen in gebruik. We pleiten er voor om bij een renovatieproject ten minste een van die woningen zo lang mogelijk met rust te laten. Met 65-70 kraamkolonies komt dit neer op maximaal 70 huizen. De betreffende huiseigenaren zouden financieel gecompenseerd kunnen worden voor de vertraging van hun renovatie. In Nederland hebben we weliswaar de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn, maar ook de ambitie om conform de Habitatrichtlijn de populatie meervleermuizen te behouden. Als dat niet lukt, kan het gebeuren dat geen ontheffingen of ver-gunningen mogen worden afgegeven voor renovatie of verduurzaming. Dit is voor niemand een wenselijk scenario. Een oplossing zoals hierboven omschreven, waarbij de meervleermuizen behouden blijven door aankoop van panden lijkt ingrijpend en duur, maar is de effectiefste, goedkoopste en snelste oplossing om het klimaat én de meervleermuis te sparen.

    Oproep

    Jaarlijks worden in Nederland alle bekende kraamver-blijfplaatsen op uitvliegers geteld. Zo’n telling duurt van zonsondergang tot ca. 2 uur daarna. We zoeken vaste tellers die naast een jaarlijkse telling ook contact willen onderhouden met de eigenaar. Stuur een mail met uw wensen, en dan kijken wij waar we u kunnen inschakelen.Bent u projectontwikkelaar, werkzaam bij een woningbouwcoöperatie, of eigenaar van een groot gebouw en wilt u samen met ons de meer-vleermuis voor Nederland behouden? Neem dan contact op om met ons te zoeken naar oplossingen om vleermuizen onderdak te bieden.

    Dankwoord

    We danken Erik Korsten voor commentaar op het artikel. Ook ontzettend veel dank aan alle vrijwilligers en professionals die de afgelopen 21 jaar mee hebben geholpen bij het verzamelen van data. Zonder hun inzet was het onmogelijk geweest om aantalsontwikkelingen en knelpunten zo goed in kaart te brengen.

    Eisen aan een (alternatief) meervleermuiskraamverblijf:

    •Voldoende warmtegradiënt, vooral tijdens de kritische periode (begin april t/m half juli; zwangerschap, zogen, spenen jongen), met zowel plekken met 35­40 °C als 15­20 °C en een gradiënt om deze optimale temperatuur te kunnen vinden.
    •Ten minste 12 m3 aan leefruimte; horizontaal en verticaal voor voldoende warmtegradiënt.
    •In één verblijfplaats zijn plekken die snel kunnen opwarmen of afkoelen en zones die dat traag doen.
    •Uitvliegopeningen met meer dan twee windoriëntaties (vanwege predatierisico en vermijding van tegenwind/­regen bij uitvliegen).
    •100 % muisvrij. Huismuis en bosmuis kunnen vleermuizen eten. Ze kun­nen recht tegen een gevel opklimmen, maar kunnen niet verder als er een kleine overhang (muizentand) wordt gebruikt.
    •Een gewenningstijd van ten minste drie jaar is nodig.

     

    Literatuur

    Gobush, K.S., C.T.T Edwards, D. Balfour, G. Wittemyer, F. Maisels & R.D. Taylor, 2021. Loxodonta africana (amended version of 2021 assessment). The IUCN Red List of Threatened Species 2021 (16 November 2021). Haarsma, A-J., 2012a. De meervleermuis en Natura 2000 in Nederland, locaties van alle mannen en kraamverblijven. Bijlage bij rapport ‘De meervleermuis in Nederland’. Zoog­diervereniging, Nijmegen. Haarsma, A.-J., 2012b. De meervleermuis in Nederland. Rapport van de Zoogdiervereniging. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Haarsma, A.-J. & P. Twisk, 2013. Hoe beschermen we de meervleermuis? Zoogdier 24(4): 12­15Haarsma A-J, J. Prescher & B. Noort, 2018. De meer­vleermuis in de Weerribben Wieden. Veldwerkgroep Zoog­diervereniging en Zoogdierenwerkgroep Overijssel. Haarsma A-J. &, M. Koopmans, 2018. De Meervleermuis in Fryslân. Kennisontwikkeling voor monitoring. A&W­rap­port 2418 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden.Haarsma, A.-J. & T.P. Molenaar, 2020. De Meervleermuis in Noordwest­-Overijssel, In het kader van de zesjaarlijkse monitoring. Rapport RA19143­01. Regelink Ecologie & Landschap, Wageningen.Piraccini, R. 2016. Myotis dasycneme. The IUCN Red List of Threatened Species 2016 (16 November 2021). Sluiter, J.W., P.F. van Heerdt & A.M. Voûte, 1971. Contri­bution to the population biology of the pond bat, Myotis dasycneme (Boie, 1825). Decheniana 18: 1­44.