De verzamelde data van de meervleermuis kolonies laten zien dat 1) een kolonie kan wisselen tussen een
(groot) aantal verblijfplaatsen, 2) een netwerk uit verblijfplaatsen met verschillende functies bestaat 3) het gebruik van deze functies door het seizoen wisselt, en mogelijk gekoppeld is aan voortplantingsfase, omgevingfactoren of weersomstandigheden. Een kolonie gebruikt dus zelden slechts één verblijfplaats, maar is afhankelijk van het hele netwerk.
Nederlandse vleermuizen zijn beschermd onder de wet en daarom proberen we rekening te houden met kolonies vleermuizen tijdens het bouwen en aanpassen van onze leefomgeving. Gebouw bewonende vleermuissoorten maken vooral gebruik van de buitenschil (o.a. spouwmuur, dak, ruimte achter betimmering) van onze huizen. De delen van een gebouw met vleermuizen worden beschouwd als verblijfplaatsen, en zijn jaarrond beschermd. Verandering van de kwaliteit van de verblijfplaats, door bijvoorbeeld renovatie, kan voor vleermuizen negatieve effecten hebben.
Om rekening met deze vleermuizen te houden is een belangrijke eerste stap het aantonen van af- of aanwezigheid. Zodra bekend is of een deel van een huis gebruikt wordt door een bepaalde soort of soorten, kan er besloten worden of kunnen geschikte mitigerende maatregelen worden genomen. De stappen tussen (veld)waarnemingen, interpretatie van deze gegevens en het bepalen van benodigde maatregelen (mitigatie) zijn in de praktijk niet altijd ecologisch correct.
Het toeschrijven van een incorrecte functie, omdat toevallig tijdens de onderzoeksronde maar weinig dieren in een verblijfplaats aanwezig waren, kan grote consequenties hebben. Dat individuen ook gedurende het kraamseizoen meerdere malen verhuizen binnen een netwerk impliceert dat het beschermen van een enkele verblijfplaats, omdat deze toevallig gevonden is, de kolonie nog niet helpt. Meer inzicht in de ecologie van vleermuizen, met name hoe het netwerk aan verblijfplaatsen gebruikt wordt, kan helpen bij een betere bescherming en effectief mitigeren van verblijfplaatsen.