Skip to main content

Verblijfplaatsen ontdekken

Verblijfplaatsen ontdekken

De meervleermuis (Myotis dasycneme) is een grote vleermuis, met een gewicht van 14-20 gram en lange relatief brede vleugels met een spanwijdte van 20 tot 30 cm. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht. De snuit is bruin met - in verhouding tot andere Myotis-soorten - vrij grote neusknobbels. Net als de watervleermuis heeft de meervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen.

Biotoop en jachtgedrag

Wat

Onderzoek naar verblijfplaatsen kan gaan om het vinden van verblijfplaatsen, het vaststellen van aantallen en functies en/of het in kaart brengen van het netwerk. Daarnaast kan ook onderzoek naar het gedrag in en rondom de verblijfplaats of de kenmerken van de verblijfplaats worden gedaan.

Mogelijkheden

Om verblijfplaatsen te vinden kan gestart worden met een literatuuronderzoek naar bekende verblijfplaatsen en overige vleermuiswaarnemingen uit de NDFF (Nationale Database Flora en Fauna), koloniekaart meervleermuis (te vinden op deze website) en/of overige gedocumenteerde bronnen. Andere ingangen zijn meldingen van vleermuizen in huis of meldingen van vleermuizen uit een buurtonderzoek.

Om te onderzoeken of er in de directe omgeving meervleermuizen verblijven, is het nuttig te starten met een vliegrouteonderzoek (zie handleiding vliegroute tellingen) bij bruggen over grote watergangen die vanuit de bebouwde kom richting potentiële foerageergebieden lopen. Dit is ook aan te raden als voorwerk voor de technieken vangen en zenderen om geschikte vanglocaties te lokaliseren.

Potentiële locaties van verblijfplaatsen kunnen beoordeeld worden op geschiktheid en kunnen onderzocht worden op sporen en/of de aanwezigheid van vleermuizen. Beoordeel de kenmerken van verblijfplaatsen, zoals de afmetingen van openingen, wegkruipmogelijkheden, bereikbaarheid van ruimtes zoals spouw en dakvlak. Beoordeel daarnaast de ligging in het landschap, zoals de bereikbaarheid van wateren en mogelijkheden voor beschutting en/of ontwijking van wind en verlichting

 

Beperkingen

Om de functie van een verblijfplaats vast te stellen is een combinatie van gegevens nodig over het seizoen, gedrag, aantal en voor sommige functies ook van het geslacht en de ligging binnen het netwerk. Zo kan het lastig zijn om een kleine vrouwenkolonie van een grote mannenkolonie meervleermuizen te onderscheiden. Bij meervleermuizen is het tevens een uitdaging om de functie paarverblijfplaats vast te stellen, omdat meervleermuizen geen balsgeluiden maken. Het baltsgedrag, ofwel de patrouillevluchten, hoeven niet direct naast de verblijfplaats te gebeuren

Bewerkte afbeelding van een meervleermuis van © Theo Douma

Verblijfplaatsen

Kolonies van meervleermuizen bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen zoals op kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen. Kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. In Nederland zijn kraamkolonies tot nu toe vooral gevonden in het westen en noorden van Nederland en in veenweidegebieden in Oost Nederland. Maar ook aan de randmeren van het IJsselmeer en in de buurt van de grote rivieren zijn verblijfplaatsen gevonden. In totaal zijn in nederland 45 kraamverblijven van meervleermuizen bekend, met een totale populatie geschat op 10.000 dieren.

Vleermuiskasten en woonhuizen zijn bekend als paarverblijven; ook vindt de paring net als bij de andere soorten van het geslacht Myotis in de winterverblijven plaats. Paarverblijven van meervleermuizen liggen over het algemeen langs trekroutes van zomerverblijven naar winterverblijven. Belangrijke paargebieden zijn onder andere Zeeuws-Vlaanderen (trek naar Noord-Frankrijk en Antwerpen), Flevoland en Gelderland (trek naar Duitsland) en Noord-Brabant (trek naar Zuid-Limburg).

In de winter verdwijnen de meeste meervleermuizen op mysterieuze wijze. In Nederland worden in de winter totaal ongeveer 400 meervleermuizen waargenomen, in buurlanden nog eens maximaal 350 dieren. Voor zover we weten overwinteren meervleermuizen in Nederland in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders. Ook worden af en toe dieren waargenomen in gebouwen. Belangrijke overwinteringsplaatsen zijn bunkers in de duinen van Zuid- en Noord-Holland en de mergelgroeven in Limburg. Over het algemeen is de meervleermuis een middellange- tot lange afstandstrekker, waarbij verplaatsingen van 200 à 300 km tussen zomer- en winterverblijf bekend zijn. In de bunkers in de duinen overwinteren echter ook regelmatig meervleermuizen die in de zomer in de directe omgeving verblijven.